Mens, verwonder je.
Ik zit in de tram, vanaf het strand richting Den Haag centraal. Gaandeweg wordt de tram steeds voller. Ergens halverwege stapt er een jonge vader met zijn dochtertje in. Ze vinden nog een zitplaats, naast de mevrouw in de rode jas met in haar hand een ABN Amro paraplu die ze op de conferentie kreeg waarover ze zojuist nog napraatte met haar collega. Het meisje zit op zijn rechterknie. Ik denk dat ze een jaar of drie is maar ik kan dat eigenlijk niet zo goed inschatten bij kinderen. Ze is in ieder geval oud genoeg om goed te kunnen praten en jong genoeg om zich nog te verwonderen over alles wat ze ziet, hoort en waarneemt. Ze vraagt er op los. Haar vader is geduldig en liefdevol. Hij beantwoordt rustig al haar vragen. Ze hebben het reuze gezellig samen daar in die volle tram.
Halte Laan Copes van Cattenburg. “Wie is dat?” vraagt ze. “Dat is de naam van een persoon. Een meneer denk ik, die Copes van Cattenburg heette. Nu hebben ze deze straat naar hem vernoemd.” Zegt hij. Ze is tevreden met dat antwoord.
“Waarvoor is die gele knop?”. “Dat is voor de mensen die in een rolstoel zitten, of oudere mensen bijvoorbeeld die met zo’n karretje lopen”. “Waarom?”. “Zodat zij ook met de tram kunnen reizen. Als zij op die knop drukken, dan weet de conducteur dat hij of zij iets langer moet stoppen, zodat die mensen genoeg tijd hebben om naar buiten te kunnen”. “Zijn ze zo sloom?”. “Wel iets slomer dan mensen die jonger zijn of die hun benen wel kunnen gebruiken, ja”. Ze is weer even tevreden.
Halte Javabrug. “Wat is dat?”. “Java is een eiland, net als Hawaii”. Ze knikt begrijpend, kennelijk komt Hawaii haar bekend voor. Hij gaat verder: “Alleen dit eiland ligt in Azië. Ja, het is een heel groot eiland in Azië eigenlijk.” “Zijn we nog in Den Haag?”. “Ja we zijn nog steeds in Den Haag, maar ze hebben die brug naar dat eiland vernoemd”. “Maar het is toch heel ver?”. Hij begint iets aarzelender. “Ja het is heel ver, maar Nederland heeft banden met dat eiland dus voor sommige mensen voelt het dichtbij”. “Waarom?”. Hij is even stil en denkt na. Dan zegt hij: “Vroeger speelde Nederland daar best wel de baas”. Zij is kennelijk tevreden met dat antwoord. Ik ook best wel. Ik vind het mooi hoe hij het aangaat, deze morele test van zijn dochtertje. Hij is oprecht, onderzoekend en eerlijk, zonder haar verwondering te smoren wanneer het lastiger begint te worden.
Haar aandacht is alweer naar het volgende waarachtige schouwspel dat voorbij komt: het Malieveld en een grote berg zand waar ze wel zou willen spelen. Ik moet denken aan het boek van Rutger Bregman, waarin hij beschrijft hoe we immoraliteit kunnen herkennen. Een van de tekenen volgens hem ‘wanneer we moeite hebben om een gewoonte uit te leggen aan onze kinderen’. Geen wonder dus, dat deze vader even aarzelde hoe ons koloniaal verleden aan zijn dochter uit te leggen.
Het Internationaal Strafhof maakte gister bekend arrestatiebevelen te hebben uitgevaardigd tegen de Israëlische premier Netanyahu, zijn voormalig Minister van Defensie én Hamas-leider Masri. Voor onze Minister van Buitenlandse Zaken, Veldkamp, kennelijk aanleiding om zijn voorgenomen reis naar Israël af te blazen en zich zelfs uit te spreken in de Kamer dat ‘Netanyahu in principe zal worden gearresteerd’ wanneer hij voet op Nederlandse bodem zet. Ik weet niet goed hoe een ‘in principe arrestatie’ eruit ziet maar ik denk dat Veldkamp dat wel aan zijn kinderen uit weet te leggen, mocht hij die hebben. Ik ben benieuwd hoe hij – en zijn Kabinetscollega’s – het er vanaf zullen brengen bij de lastigere vragen: “Waarom nu pas?”. “Was de verslaggeving en rapportages van zoveel journalisten, mensenrechtenorganisaties en ooggetuigen niet voldoende om te constateren dat er misdaden werden begaan?”. “Vonden we het dan niet erg dat er zoveel mensen en kinderen vermoord werden en wat deed Nederland daaraan?”. “Waarom zei premier Schoof daar niks van toen hij tóch met Netanyahu aan de telefoon hing vorige week, over rellen in Amsterdam?”. “Waarom geeft Nederland eigenlijk nu nog steeds geld aan Israël?”. “En dan Wilders, die zit toch ook in het Kabinet, waarom gaat hij dan nog steeds op reis naar Israël?”.
En hoe zouden wij allen - de mensen die toekeken - het ervan afbrengen? Laten we een voorbeeld nemen aan dit meisje met haar roze muts. Laten we ons blijven verwonderen en hardop vragen blijven stellen. Laten we onze verwondering niet de mond snoeren en stilzwijgend toekijken. Laten we, net als haar dappere vader, open zijn en met elkaar op zoek gaan naar de antwoorden. Laten we eerlijk en kwetsbaar zijn wanneer we de antwoorden niet weten omdat we voelen dat er iets niet klopt. Laten we doorgaan, blijven zoeken, oproepen, totdat we de antwoorden hebben waarmee we onze kinderen recht in de ogen - en onszelf in de spiegel - kunnen aankijken.